Ja, natuurlijk is Corona het belangrijkste onderwerp dat het nieuws al wekenlang beheerst. Ik volg het. Hou me aan de regels en voorschriften. Dus ik zie mijn twee volwassen kinderen die zelfstandig in Groningen wonen op afstand. Buiten. Mijn jongste rende op me af vanmiddag en dan roep ik als ze op twee meter nadert: Ho!! En mijn hart krimpt ineen.
Mijn zoon in Amsterdam kan ik niet zien. Mijn zoon en schoondochter in Sofia evenmin. Godzijdank is er internet en kunnen we videobellen.
Mijn geliefde is ziek. Al heel lang. Hij zit nu in quarantaine. Alleen. Ik heb een telefoonoor. Ik mis hem verschrikkelijk. Ik heb huidhonger. Drie weken al niet aangeraakt zijn, niet kunnen knuffelen. Ik voel me daardoor afgesneden. Leeg. Onvolledig. En nog wat synoniemen.
Ook het inloophuis voor (ex-)kankerpatiënten is leeg. We zijn gesloten, want we hebben een kwetsbare doelgroep. In kleine groepjes werken wij als vrijwilligers wel. Ik doe de administratie, boekhouding, vergader via Zoom, en bel, bel, bel. Af en toe dwaal ik door het huis en mis de levendigheid en de gasten. En zij missen ons, horen we.
Ik ben ook buddy van een aantal patiënten. In die functie kom ik ook in deze Corona-periode in het ziekenhuis. Ook daar is het stil. De poli’s zijn dicht. Ik kom op de oncologie verpleegafdeling. Daar gelden strenge regels. De ingrijpendste is dat er bij elke patiënt slechts één bezoeker mag komen. Een vaste. Een onmogelijke keuze waar veel verdriet achter zit. Van deze palliatieve patiënt ben ik dat. Buddy en geestelijk verzorger.
Ik zit een meter van het voeteneind aan zijn bed en ineens draait de wereld niet meer om Corona. Het gaat om keuzes. Afwegingen. Is er nog kwaliteit van leven? We praten. Hij praat, ik luister. Hij huilt, ik troost hem met mijn ogen. Corona maakt dat ik op twee meter afstand moet blijven, hem geen knuffel kan geven, niet eens een hand op zijn arm kan leggen.
Hij wordt erg moe, ik ga naar huis. Geef hem een kushandje en zwaai. Ik hou mijn tranen binnen. Op de gang weer het ontsmettingsritueel en door de sluis. Door een doodstil ziekenhuis en op de fiets naar huis. Daar kan ik huilen, denk ik ondertussen.
Thuis. Alleen. Bellen met mijn lief. Misselijk van het missen. De tranen komen niet naar buiten. Ze zijn in quarantaine.